PLEIDOOI VOOR MEERVOUDIGE STRAFKAMERS EN MEER GESPECIALISEERDE STRAFRECHTERS
De organisatorische werkwijze van de rechterlijke macht ten aanzien van de berechting van strafbare feiten in Curaçao, resulteert erin dat artikel 6 EVRM in ons strafproces, naar onze mening, onvoldoende gewaarborgd is: het recht op een behoorlijke rechtsbedeling in strafzaken. Artikel 6 EVRM verplicht de lidstaten er namelijk toe hun gerechtelijk apparaat zo te organiseren dat de hoven en de rechtbanken in het kader van de procedures de naleving van het verdrag kunnen waarborgen.[1] Wij maken ons onverminderd ernstig zorgen over de rechtspositie van de justitiabele en de strafrecht(spraak)praktijk en trekken nu dan ook aan de bel. |
De diepingrijpendheid, het steeds in ontwikkeling zijnde en het complexer worden van het strafrecht vereisen een hoge mate van kwaliteit, professionaliteit en steeds verdergaande specialisatie. Niet alleen bij de advocaat die de strafzaak op zich neemt, maar bovenal bij de rechters die over de strafbare feiten oordelen. Wij moeten helaas constateren dat dit in strafzaken bij het Gemeenschappelijk Hof al jaren spaarzaam het geval is. Het gaat a) om ernstige beschuldigingen, omvangrijke en complexe strafzaken welke strafbare feiten in eerste aanleg, ongeacht de zwaarte daarvan, door een alleensprekende rechter worden berecht; b) om behandeling in hoger beroep van reguliere strafzaken, van herzieningszaken en van uitleveringszaken door hofsamenstellingen te vaak bestaande uit uitgesproken civilisten. Als de justitiabele geluk heeft, zit daar in één rechter met min of meer strafrechtelijke vakkennis en praktijkachtergrond; c) om beoordeling van vonnissen en beschikkingen van of de behandeling van een wrakingsverzoek door (collega)rechters die allen in hetzelfde kleine gerechtsgebouw zitten aan het Wilhelminaplein no. 4, met een gezamenlijke koffiekamer. En dan komen wij nog niet eens toe aan het feit dat het Gemeenschappelijk Hof anno 2016 nog steeds geen gespecialiseerde kinderrechter kent en spreken wij niet over de organisatorische werkwijze van het kabinet rechter-commissaris die, naar onze mening, eveneens dringend herziening behoeft. Dit is de realiteit waar de Curaçaose justitiabele het al veel te lang mee moet doen. Op Aruba, Sint Maarten en Bonaire is het niet anders. Er is immers één Gemeenschappelijk Hof van Justitie die op elk van de eilanden zitting houdt.
Anno 2016 is het naar onze mening niet langer verantwoord dat complexe strafzaken in eerste aanleg worden behandeld in een enkelvoudige kamer. De Evaluatiecommissie heeft reeds in haar eindrapport van 14 september 2015 ten aanzien van de evaluatie van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie de Minister van Justitie en het Gemeenschappelijk Hof aanbevolen de mogelijkheid te creëren om in voorkomende gevallen de berechting van complexe strafzaken in eerste aanleg door een meervoudige kamer te doen geschieden.[2] Meervoudige berechting biedt, anders dan thans het geval, namelijk extra waarborgen uit oogpunt van zorgvuldigheid en verkleint ook de kans dat verkeerde oordelen worden geveld over bewijs of strafwaardigheid. In het strafrecht behoort verder een strafrechter te beoordelen of iemand een strafbaar feit heeft gepleegd en of daarvoor gestraft moet worden. Dit lijkt zo vanzelfsprekend, maar is dit op de eilanden niet het geval.[3] Het is diep droevig dat de strafadvocaat bij het indienen van verzoek- of bezwaarschriften in strafzaken om deze redenen inderdaad is gaan ‘rechter shoppen’ om te bereiken dat de strafzaak alsnog door een echte strafrechter wordt beoordeeld. Het is om deze redenen dat extra behoedzaam overwogen wordt om hoger beroep in te stellen of juist niet, nu de justitiabele in hoger beroep geen (betere) strafrechter tegenkomt dan in eerste aanleg. Om de ernst aan te geven: in hoger beroep zit in het hof momenteel een voltijd strafrechter en twee plaatsvervangende (deeltijd) strafrechters, die in Nederland wonen en werken. Het hoger beroep verwordt voor de strafadvocaat om deze redenen steeds meer tot een formaliteit om uiteindelijk bij de Hoge Raad te komen, waar dan een strafkamer met (hoogstaande) strafrechtgeleerden naar de strafzaak kijkt. Het is voor de rechtzoekende dan veelal te laat. De Hoge Raad toetst immers alleen of het hof het recht en de procesregels goed heeft uitgelegd en toegepast en toetst of een uitspraak voldoende is onderbouwd. De verdachte of veroordeelde is de dupe en wij zitten met een scheve rechtsontwikkeling in de lokale strafrechtspraak. De ‘pijn’ zit ‘em vooral bij (uitglijdende) hofbeschikkingen waartegen ingevolge de wet geen hoger beroep of cassatie open staat. Gelet op de toenemende omvang van strafdossiers en dagvaardingen, de toenemende complexiteit van strafrechtelijke leerstukken (en dus verweren) en de grote belangen van de betrokkenen die op het spel staan is het dringend noodzakelijk in Curaçao 1) bij landsverordening een meervoudige strafkamer bij het Gerecht in eerste aanleg in het leven te roepen, zoals bedoeld in artikel 12 lid 1 van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie; 2) bij landsverordening een meervoudige raadkamer bij het Gerecht in het leven te roepen; 3) een aparte strafkamer (sector) in te richten bij het Gemeenschappelijk Hof, bestaande uit minstens 2 hoogstaande strafrechters; 4) een kinderrechter te laten oordelen over jeugdige verdachten en over hun voorarrest; 5) het Gerecht in eerste aanleg en het Gemeenschappelijk Hof in van elkaar gescheiden gebouwen onder te brengen. Dit versterkt de rechterlijke onafhankelijkheid, onpartijdigheid en integriteit; 6) een duidelijker scheiding aan te brengen tussen de rechtspraak in eerste aanleg en die in hoger beroep, door rechters die zijn belast met de rechtspraak in eerste aanleg, nimmer te laten deelnemen aan berechting in hoger beroep. Dit schept namelijk verwarring bij de justitiabele en 7) een transparant systeem van zaakstoedeling.[4]
Vanuit het oogpunt van artikel 6 EVRM kan de huidige organisatie van de rechterlijke macht, met alle eerbied, niet langer als aanvaardbaar worden beschouwd. Het rechtspreken door alleen een enkele rechter in eerste aanleg en het gegeven dat er geen voltallige gespecialiseerde strafkamers in hoger beroep optreden brengt met zich dat de justitiabele in Curaçao in tweeërlei opzicht is achtergesteld ten opzichte van de justitiabele in Nederland. In dit dubbele opzicht staat dan de rechtsbescherming van het individu, de ‘Curaçaose’ justitiabele, op de tocht. Voor een deugdelijke rechtsbedeling in strafzaken, waarborg van de rechtseenheid en gezonde rechtsontwikkeling van de strafrechtspraak is het noodzakelijk, dat zowel in eerste aanleg, als het hof over behoorlijke strafrechtelijke expertise beschikken. Pas dan is daadwerkelijk sprake van een effectieve en eerlijke rechtsbedeling in strafzaken in Curaçao.
De wetgever en het hofbestuur zijn aan zet.
Sulvaran & Peterson
Mrs. E.F. Sulvaran en P.C. Janssen
[1] EHRM 25 februari 1993, Dobertin v. Frankrijk, Publ. Cour, Reeks A, vol 256-D, § 44.
[2] Eindverslag Evaluatiecommissie justitiële rijkswetten, 14 september 2015, WODC 2015, p. 29 en p. 46.
[3] Zie ook Eindverslag Evaluatiecommissie justitiële rijkswetten, 14 september 2015, WODC 2015, p. 46.
[4] NJB 2016/593, afl. 12, p. 795; NJB 2014/1676, afl. 32, p. 2228.
Anno 2016 is het naar onze mening niet langer verantwoord dat complexe strafzaken in eerste aanleg worden behandeld in een enkelvoudige kamer. De Evaluatiecommissie heeft reeds in haar eindrapport van 14 september 2015 ten aanzien van de evaluatie van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie de Minister van Justitie en het Gemeenschappelijk Hof aanbevolen de mogelijkheid te creëren om in voorkomende gevallen de berechting van complexe strafzaken in eerste aanleg door een meervoudige kamer te doen geschieden.[2] Meervoudige berechting biedt, anders dan thans het geval, namelijk extra waarborgen uit oogpunt van zorgvuldigheid en verkleint ook de kans dat verkeerde oordelen worden geveld over bewijs of strafwaardigheid. In het strafrecht behoort verder een strafrechter te beoordelen of iemand een strafbaar feit heeft gepleegd en of daarvoor gestraft moet worden. Dit lijkt zo vanzelfsprekend, maar is dit op de eilanden niet het geval.[3] Het is diep droevig dat de strafadvocaat bij het indienen van verzoek- of bezwaarschriften in strafzaken om deze redenen inderdaad is gaan ‘rechter shoppen’ om te bereiken dat de strafzaak alsnog door een echte strafrechter wordt beoordeeld. Het is om deze redenen dat extra behoedzaam overwogen wordt om hoger beroep in te stellen of juist niet, nu de justitiabele in hoger beroep geen (betere) strafrechter tegenkomt dan in eerste aanleg. Om de ernst aan te geven: in hoger beroep zit in het hof momenteel een voltijd strafrechter en twee plaatsvervangende (deeltijd) strafrechters, die in Nederland wonen en werken. Het hoger beroep verwordt voor de strafadvocaat om deze redenen steeds meer tot een formaliteit om uiteindelijk bij de Hoge Raad te komen, waar dan een strafkamer met (hoogstaande) strafrechtgeleerden naar de strafzaak kijkt. Het is voor de rechtzoekende dan veelal te laat. De Hoge Raad toetst immers alleen of het hof het recht en de procesregels goed heeft uitgelegd en toegepast en toetst of een uitspraak voldoende is onderbouwd. De verdachte of veroordeelde is de dupe en wij zitten met een scheve rechtsontwikkeling in de lokale strafrechtspraak. De ‘pijn’ zit ‘em vooral bij (uitglijdende) hofbeschikkingen waartegen ingevolge de wet geen hoger beroep of cassatie open staat. Gelet op de toenemende omvang van strafdossiers en dagvaardingen, de toenemende complexiteit van strafrechtelijke leerstukken (en dus verweren) en de grote belangen van de betrokkenen die op het spel staan is het dringend noodzakelijk in Curaçao 1) bij landsverordening een meervoudige strafkamer bij het Gerecht in eerste aanleg in het leven te roepen, zoals bedoeld in artikel 12 lid 1 van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie; 2) bij landsverordening een meervoudige raadkamer bij het Gerecht in het leven te roepen; 3) een aparte strafkamer (sector) in te richten bij het Gemeenschappelijk Hof, bestaande uit minstens 2 hoogstaande strafrechters; 4) een kinderrechter te laten oordelen over jeugdige verdachten en over hun voorarrest; 5) het Gerecht in eerste aanleg en het Gemeenschappelijk Hof in van elkaar gescheiden gebouwen onder te brengen. Dit versterkt de rechterlijke onafhankelijkheid, onpartijdigheid en integriteit; 6) een duidelijker scheiding aan te brengen tussen de rechtspraak in eerste aanleg en die in hoger beroep, door rechters die zijn belast met de rechtspraak in eerste aanleg, nimmer te laten deelnemen aan berechting in hoger beroep. Dit schept namelijk verwarring bij de justitiabele en 7) een transparant systeem van zaakstoedeling.[4]
Vanuit het oogpunt van artikel 6 EVRM kan de huidige organisatie van de rechterlijke macht, met alle eerbied, niet langer als aanvaardbaar worden beschouwd. Het rechtspreken door alleen een enkele rechter in eerste aanleg en het gegeven dat er geen voltallige gespecialiseerde strafkamers in hoger beroep optreden brengt met zich dat de justitiabele in Curaçao in tweeërlei opzicht is achtergesteld ten opzichte van de justitiabele in Nederland. In dit dubbele opzicht staat dan de rechtsbescherming van het individu, de ‘Curaçaose’ justitiabele, op de tocht. Voor een deugdelijke rechtsbedeling in strafzaken, waarborg van de rechtseenheid en gezonde rechtsontwikkeling van de strafrechtspraak is het noodzakelijk, dat zowel in eerste aanleg, als het hof over behoorlijke strafrechtelijke expertise beschikken. Pas dan is daadwerkelijk sprake van een effectieve en eerlijke rechtsbedeling in strafzaken in Curaçao.
De wetgever en het hofbestuur zijn aan zet.
Sulvaran & Peterson
Mrs. E.F. Sulvaran en P.C. Janssen
[1] EHRM 25 februari 1993, Dobertin v. Frankrijk, Publ. Cour, Reeks A, vol 256-D, § 44.
[2] Eindverslag Evaluatiecommissie justitiële rijkswetten, 14 september 2015, WODC 2015, p. 29 en p. 46.
[3] Zie ook Eindverslag Evaluatiecommissie justitiële rijkswetten, 14 september 2015, WODC 2015, p. 46.
[4] NJB 2016/593, afl. 12, p. 795; NJB 2014/1676, afl. 32, p. 2228.